zondag 5 december 2021

grommend als honden. (Psalm 59)

17Maar ik, ik zal uw sterkte roemen,
in de morgen uw trouw bezingen:
U bent voor mij altijd een burcht geweest,
een toevlucht in tijden van nood.
18Mijn sterkte, voor U wil ik zingen,
mijn burcht is God,
de God die mij trouw blijft.

Dit gedeelte uit deze psalm is mijn inspiratie voor het gedeelte van de tekening aan de linker kant. Ik zal roemen en zingen. De roos als hart, dat ik hou van de Heer. Ik zing en maak muziek. Daar zijn de toetsen van de piano en de noten voor.

Het masker als beeld uit de musical Phantom of the opera. Daar vergelijk ik de liefde voor de Heer mee. In goede zin. De dirigent wil mooie muziek en wil mij als pupil alles leren. Hij houdt van me en ik hou van Hem.

Avond aan avond keren zij terug
en zwerven rond in de stad,
grommend als honden.

15Ze keren terug, avond aan avond,
grommend als honden
zwerven ze rond door de stad,

Deze twee delen uit de psalm heeft me doen besluiten om wolven te tekenen. Grommend en bedreigend lopen ze rond. Ze dolen rond om ons te verslinden. Om ons aan te vallen. Maar de Heer kan ze in een klap vermorzelen. Maar geeft met hun ook een teken van , kijk dit zijn je vijanden. Ik kan ze verslaan, maar ik wil dat jullie weten wie ze zijn, zodat je je ertegen kan verdedigen en ook om als voorbeeld te zijn hoe je kan worden als je niet met mij mee wil.
Ik ben wat dat betreft liever volledig verliefd op de Heer en zing en aanbid Hem.


59 1 Voor de koorleider. Op de wijs van Verdelg niet. Van David, een stil gebed, toen Saul opdracht had gegeven David thuis vast te houden en hem te doden.
2 Bevrijd mij van mijn vijanden, mijn God,
bescherm mij tegen mijn belagers.
3 Bevrijd mij van wie onrecht doen,
red mij van hen die bloed vergieten.
4 Zij hebben het op mijn leven voorzien
en vallen mij aan met geweld.
Niet om mijn misdaad, niet om mijn zonde, HEER,
5 ik ben onschuldig, maar zij dringen op en sluiten de rijen.
Verhef u om mij te helpen, zie naar mij om,
6 HEER, God van de hemelse machten,
God van Israël, ontwaak en straf alle volken,
heb geen genade met verraad en onrecht. sela
7 Avond aan avond keren zij terug
en zwerven rond in de stad,
grommend als honden.
8 Hun mond loopt over van venijn,
de woorden op hun lippen zijn zwaarden,
zij denken: Wie hoort het?
9 U, HEER, zult om hen lachen,
U drijft de spot met alle volken.
10 Mijn sterkte, aan U houd ik mij vast,
ja, God is mijn burcht.
11 God, die trouw is, zal mij te hulp komen,
God zal mij doen neerzien op wie mij aanvallen.
12 Dood hen nog niet – mijn volk mag niet vergeten –,
laat hen ronddolen en sla hen dan neer,
met uw kracht, Heer, ons schild.
13 Zonde is de taal uit hun mond,
het woord van hun lippen.
Laat hen stikken in hun trots,
in hun vloeken en leugens.
14 Sla toe in uw toorn,
sla vernietigend toe.
Tot aan de einden der aarde
zullen zij weten dat God
over Jakob heerst. sela
15Ze keren terug, avond aan avond,
grommend als honden
zwerven ze rond door de stad,
16dolend op zoek naar voedsel,
jankend als ze niet worden verzadigd.
17Maar ik, ik zal uw sterkte roemen,
in de morgen uw trouw bezingen:
U bent voor mij altijd een burcht geweest,
een toevlucht in tijden van nood.
18Mijn sterkte, voor U wil ik zingen,
mijn burcht is God,
de God die mij trouw blijft.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten