2 Luister, volken,
allemaal,
hoor, bewoners van de wereld,
3 mensen, kinderen van
Adam,
rijk en arm, iedereen.
4 Mijn mond spreekt
wijze woorden,
diepzinnig is wat mijn hart
overpeinst,
5ik heb een open oor voor
raadselspreuken,
bij het spel op de lier onthul ik
een geheim.
6 Waarom zou ik vrezen
in slechte tijden,
als ik door uitbuiters word
omringd,
7 die vertrouwen op hun
vermogen
en pronken met hun rijkdom?
8 Geen mens kan een
ander vrijkopen,
wat God vraagt voor een leven, is
niet te betalen.
9 De prijs van het
leven is te hoog,
in eeuwigheid niet op te brengen.
10 Onmogelijk dat
iemand voor altijd zou leven,
de kuil van het graf nooit zou
zien.
11 Dit zien we: wijze
mensen sterven,
maar ook dommen en dwazen vergaan
en laten hun vermogen achter.
12 Het graf is hun
eeuwig thuis,
hun woning van geslacht op
geslacht,
ook al stond er veel land op hun
naam.
13 Een mens, hoe rijk
ook, houdt geen stand,
hij is als een dier dat wordt
afgemaakt.
14 Dit is het lot van
wie op zichzelf vertrouwen,
zo vergaat het wie zichzelf graag
horen: sela
15 als schapen
verblijven zij in het dodenrijk,
en de dood is hun herder.
In de morgen vertrappen de
oprechten hun graf,
hun lichaam teert weg in het
dodenrijk en vindt geen rust.
16 Maar mij zal God
vrijkopen uit de macht
van het dodenrijk, mij zal Hij
wegnemen. sela
17 Wees niet bang als
iemand rijk wordt,
een groter huis heeft en meer
weelde.
18 Want bij zijn dood
kan hij niets meenemen,
zijn weelde volgt hem niet in het
graf.
19 Ook al prijst hij
zich gelukkig met zijn leven,
– wie roemt je niet in je
voorspoed? –
20 hij zal zich voegen
bij zijn voorgeslacht,
bij hen die nooit het licht meer
zien.
21 Een mens zonder
inzicht, hoe rijk ook,
hij is als een dier dat wordt
afgemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten